Afdalen

Uit FietsVakantieWiki

Nederland en Vlaanderen zijn grotendeels vlak. Dat is een van de redenen waarom er bij ons zo veel gefietst wordt. Het grootste deel van de wereld is echter heuvelachtig tot bergachtig. Vakantiefietsers ontkomen dan ook niet aan het beklimmen van heuvels. Gelukkig is er voor elke klim een afdaling als beloning. Deze medaille heeft echter ook een keerzijde. Afdalen is niet zonder riscio. Dat geldt niet alleen voor de tot de verbeelding sprekende afdalingen in het buitenland, maar zelfs voor der Ardennen en Nederlands Zuid-Limburg. Elk jaar vallen daar een aantal gewonden en soms zelfs doden in afdalingen in deze gebieden. Het gaat hierbij niet alleen om wielrenners, maar ook om 'rustige' recreatieve fietsers en daagse fietsers. Helaas is er geen verkeersanalyse van de oorzaken van deze ongevallen. "Goed uitkijken" is dan ook een logisch en verstandig devies.

Toch is er veel meer te vertellen over afdalen. Misschien is het hiernavolgende verhaal wat overdreven voor de incidentele fietser, maar wellicht bevat het goede tips voor degenen die vaker op pad gaan.

Waar kun je rekening mee houden als je per fiets een afdaling maakt?

De fiets[bewerken]

Een eerste voorwaarde om veilig af te dalen is goed materiaal.

Type fiets[bewerken]

Omdat je in een afdaling harder gaat dan anders moet het type fiets geschikt zijn voor die snelheden en stabiel blijven. Veel vouwfietsen en sommige ligfietsen met kleine wielen zijn minder geschikt en kunnen bij hogere snelheden gaan zwabberen en/of heel vervelend bochtgedrag vertonen waardoor het prikkeldraad angstwekkend dichtbij kan komen op een moment dat je dat niet wilt. Ook andere fietsen kunnen bij hogere snelheden vreemd gedrag vertonen, zeker als je bagage bij je hebt. Als je voor het eerst met een fiets op pad gaat, wees dan alert.

Remmen[bewerken]

  • Twee goedwerkende remmen zijn essentieel. Met twee remmen heb je niet alleen meer remkracht maar je hebt ook nog een rem over als één rem het begeeft.
  • De remmen op de fiets moeten geschikt zijn voor afdalingen, dat wil zeggen dat ze gedurende iets langere tijd een flinke remkracht moeten kunnen leveren. Bij flauwe afdalingen waarbij je nauwelijks hoeft te remmen speelt dit minder, maar in Zuid-Limburg en de Ardennen zijn er ook afdalingen waarbij je de remmen hard nodig hebt. Terugtrapremmen, trommelremmen en rollerbrakes zijn dan niet geschikt. Deze typen remmen hebben een klein volume waardoor de tijdens het remmen opgewekte warmte niet snel genoeg kan ontsnappen en oververhitting dreigt. Dat kan leiden tot acuut remkrachtverlies en in minder acute gevallen ook tot snel verslijtende remmen waardoor je na een half fietsseizoen of eerder toch in de problemen komt. Het hitteprobleem treedt daarbij het minst op bij waaghalzen die vrijwel zonder te remmen de berg af scheuren, maar juist wel bij voorzichtige fietsers die langzaam de berg afgaan door veel te remmen. Velgremmen en schijfremmen zijn wel geschikt voor afdalingen.

Onderhoud[bewerken]

Zorg dat je fiets in goede staat van onderhoud verkeert. Als je fiets zijn beste tijd heeft gehad - zelf te intrepreteren - en op allerlei fronten gebreken begint te vertonen wees dan realistisch en gebruik hem niet meer voor de snelste en ruigste afdalingen, ook al was het ooit de mooiste fiets in het groepje.

Nakijken[bewerken]

Zorg dat de fiets regelmatig, op zijn minst eenmaal per jaar, volledig wordt nagekeken. Een fietsvakman kan dit voor je doen, maar veel kun je ook zelf. Wat je zeker zelf kunt inspecteren is of alles aan je fiets nog goed vast zit en heel is: gewoon alles nalopen en alle schroefjes en boutjes lichtjes (!) aantrekken. Als de wielen speling vertonen en/of de wiellagers geluiden maken die ze niet horen te maken is het tijd voor maatregelen. Spatborden mogen niet los zitten of tegen de band komen; een vastlopend voorspatbord is erg gevaarlijk.

Remmen onderhouden[bewerken]

  • Zorg dat de remmen in goede staat van onderhoud verkeren. Remkabels breken zelden, maar eens per 10.000 à 15.000 km de binnenkabels vervangen kan geen kwaad; bij fietsen die vaak in de regen gebruikt worden of in de regen geparkeerd staan vaker.
  • Het afstellen van de remmen voor maximale remkracht is niet eens het belangrijkste. Uiteraard moeten ze wel zo afgesteld zijn dat de remkracht ruim voldoende is.
  • Ook de slijtagegraad van de remblokjes is weliswaar iets wat je in de gaten moet houden, maar zal geen acuut probleem opleveren in onze toch vrij lage heuvels. Uiteraard zorg je dat je nooit metaal-op-metaal remt want dan kun je je velg in één afdaling vernielen.
  • Wel heel belangrijk bij velgremmen is de uitlijning van de remblokjes: die mogen nooit de band kunnen raken als de de remmen aantrekt. Controleer dit regelmatig, zeker een paar keer nadat je remblokjes vervangen hebt door nieuwe. Als de blokjes wel de band hebben geraakt en de band zover is ingesleten dat de karkasdraden mogelijk zijn aangetast moet je de band direct vervangen. Een klapband kan het gevolg zijn.

Velgen[bewerken]

  • Velgen van fietsen met velgremmen hebben niet het eeuwige leven. Door de werking van de remblokjes op de velg worden de zijwanden van de velgen namelijk dunner. Afhankelijk van de blokjes die je gebruikt en de modder en nattigheid waar de fiets aan wordt blootgesteld gaan velgen ruwweg 5000 à 40.000 km mee. Daarna wordt de zijwand zo dun dat door de druk in de band de zijwand van de velg af kan scheuren. Doordat velgen en banden in een afdaling warm worden en daardoor de druk in de band hoger kan dit juist in een afdaling gebeuren. Het effect is iets wat je beslist wilt vermijden, zeker als het het voorwiel betreft.

Banden[bewerken]

  • Controleer je banden af en toe op ongerechtigheden die er in zijn gedrongen en op bobbels en alle vormafwijkingen. Kleine ongerechtigheden kun je er met een puntig voorwerp voorzichtig uithalen; zolang je zeker weet dat de karkasdraden niet zijn aangetast is er verder weinig aan de hand. Als de karkasdraden wel zijn aangetast zoals bij gaten die open blijven staan, of als de band om welke reden dan ook een bobbel vertoont moet je de band direct vervangen of op zijn minst geen afdalingen meer fietsen.
  • Pomp je banden op tot de juiste druk. Gebruik altijd een pomp met manometer. Harde banden zijn oncomfortabel, maar zolang je de op de band aangegeven maximale druk niet overschrijdt verder ongevaarlijk. Te zachte banden fietsen zwaarder, slijten sneller, doordat de wangen bij elke omwenteling verder doorbuigen kunnen de wangen snel scheuren gaan vertonen, bij hard remmen kan de band doorglijden over de velg en daarbij het ventiel vernielen en in de bocht kunnen zachte banden onvoorspelbaar weggedrag vertonen. De juiste druk is afhankelijk van de breedte van de band, het totaalgewicht en het gewenste comfort. Hoe breder de band, hoe lager de druk. Omdat het meeste gewicht op de achterband rust, moet die harder worden opgepompt. Bij de veel voorkomende breedtemaat 37 en een fietser met een gewicht van 75 kilo kom je voor de achterband meestal uit op 4 à 5 bar en voor de voorband op 3 à 4 bar. 5 bar is voor elke goede band van die breedte toegestaan.

Derailleur en losse delen[bewerken]

  • Als je een fiets met achterderailleur hebt zorg dan dat die juist is afgesteld en niet in de spaken kan lopen. Daarnaast zorg je dat je in een afdaling je ketting niet op het grootste kransje hebt, dit ook om te voorkomen dat de ketting tussen de spaken loopt. Mocht dit wel gebeuren dan zul je namelijk niet alleen vallen, maar is de kans dat de fiets door de krachten die vrijkomen volledig in de soep loopt.
  • Houdt altijd in de gaten of er dingen als touwtje aan je jas, tasriemen en dergelijke langs je wielen bungelen. Op het vlakke is het al vervelend genoeg als zoiets in de wielen terecht komt.

Fietstechniek[bewerken]

Iedereen die wel eens motorrijlessen heeft gehad is hier in het voordeel. Het afdalen per fiets heeft namelijk overeenkomsten met motorrijden: de snelheid in een bochtige afdaling is zelfs vergelijkbaar. Je gaat dus hard. Gedraag je daarnaar.

Uitrusting[bewerken]

  • Als je een motorrijder bent overweeg dan de fiets zonodig om te bouwen zodat de voorrem rechts zit. Het is maar een kleinigheid.
  • Draag een (zonne)bril om te voorkomen dat je insecten in je ogen krijgt.
  • Maak je fietsshirt dicht tegen insecten (afhankelijk van de pasvorm). Insecten willen ook wel in je mond vliegen...
  • Overweeg of je een Fietshelm wilt gebruiken.
  • Met opvallende kleding heb je een voordeel tegen slaperige automobilisten.

Gedrag en techniek[bewerken]

  • Zorg dat je je fiets op elk moment onder controle hebt. Regel: Als je zo hard gaat dat je niet meer flink durft te remmen of uitwijken ga je te hard. Als je maatjes harder gaan, laat ze dat dan maar doen.
  • Als je banden hebt met noppen aan de zijkanten, laat je dan niet verrassen maar probeer eerst thuis hoe dit gaat als je een scherpe bocht neemt. Het kan een flink nadeel zijn in bochten op asfalt.
  • Houd rekening met je pedalen in de bocht. Bij sommige fietsen in combinatie met pedalen raken de pedalen eerder de grond dan bij andere. Als je klikpedalen hebt en je voelt je niet helemaal zeker in een afdaling klik dan uit. Het beste is dan om pedalen te gebruiken met twee verschillende kanten. Stel je klikpedalen niet te strak af zodat je snel kunt uitklikken.
  • Ga niet direct na een lange vermoeiende klim in de afdaling. Voor een afdaling kun je je concentratievermogen goed gebruiken. Benut de rusttijd op de top om te geniete van het uitzicht en trek iets warms aan zoals een winddicht jasje en/of handschoenen. Handschoenen voorkomen koude handen en daardoor tegenlijk kramp in de onderarmspieren die je nodig hebt om te remmen.
  • Mocht je toch kramp in de armen krijgen van het remmen, dan is het in een lange steile afdaling een idee om de velgen te laten afkoelen. Voel voorzichtig aan de velgen (heet!) als er één duidelijk warmer is dan de ander weet je dat je daarmee het langst hard geremd hebt.
  • Als je na een klim vrij snel weer afdaalt, blijf dan meetrappen als het kan. Hiermee voorkom je verzuring van de benen. Bij het volgende klimmetje ga je dan vlotter weer omhoog.
  • Ga in de afdaling rechtop zitten. De grotere luchtweerstand geeft al flink wat weerstand en daarmee spaar je de remmen en heb je betere controle.
  • Ontspan tijdens de afdaling, dan heb je meer controle en houd meer puf over voor de volgende klim. Lukt dit niet, dan ga je te hard.
  • Rem vóór de bocht. Zorg dat je eenmaal in de bocht de juiste snelheid hebt en niet meer hoeft te remmen.
  • Zorg bij een bocht naar links dat je extra veel ruimte rechts houdt om bij een uitwijkmanoeuvre ruimte hebt om - rechtuit - te remmen. (In landen waar links wordt gereden is dit andersom).
  • Houd in de bochten het binnenste pedaal boven of houd beide pedalen even hoog. Daarmee voorkom je dat je met het pedaal de grond raakt. Met beide pedalen even hoog heb je maximale controle.
  • Als je in een lange afdaling remt, gebruik dan beide remmen even sterk; de ontwikkelde warmte wordt dan over beide remmen en velgen verdeeld. Pompend remmen voorkomt oververhitting maar voor een klein deel, in Zuid-Limburg zijn de hellingen daarbij niet lang genoeg oververhitting van velgen een rol te laten spelen.
  • Reken er op dat op het laagste punt een kruispunt is waar verkeer oversteekt dat jou niet ziet aankomen met zo'n vaart.
  • Je kunt op het einde van een afdaling extra vaart maken om de volgende klim al voor een deel gratis te krijgen. Overdrijf het niet.
  • Als een fiets in een afdaling gaat shimmyen: Druk een knie tegen de bovenbuis, en als dat nog niet helpt: til je achterste uit het zadel.
  • Haal alleen een auto of traag voetuig in als A) je goed in kunt schatten dat die niet binnen afzienbare tijd jou weer voorbij gaat, B) de bestuurder jou goed heeft gezien en je de ruimte gunt en C) je overzicht hebt over het in te halen traject en de tegenliggende rijbaan daarna.

Afstand van de wegkant[bewerken]

Houdt meer reserveafstand van de wegkant: een meter is geen luxe. De halve meter uiterst rechts is een gevaarlijke plek in de afdaling: er zijn gaten en er ligt rommel. Je kunt eventuele stuurfoutjes niet meer opvangen als je uiterst rechts fietst. Ook lok je achteropkomende auto's uit je voorbij te rijden op (te) smalle wegen terwijl je ze door de wind in je oren niet aan hebt horen komen. Beter is het om wat afstand van de wegkant te houden. Doordat je een flinke snelheid hebt is het snelheidsverschil met auto's klein en komen ze trager achterop en zullen eerder accepteren dat je hen net voor bent. Als je een auto voorbij moet laten zorg je dat jíj het moment kiest. Geef eventueel met armbewegingen aan de auto aan wanneer ze veilig langszij kunnen komen. Beoordeel continu de wegkant: kun je eventueel uitwijken of ontneemt een stoeprand, een scherp randje van een betonnen fietspad, prikkeldraad, een vangrail of zelfs een afgrond je deze mogelijkheid? Pas je snelheid aan als de mogelijkheden beperkt zijn. Hetzelfde geldt als je over een smal fietspad moet afdalen in plaats van dat je over over de brede rijbaan mag.

Fietsstroken en suggestiestroken[bewerken]

Noot: Als er fietsstroken of suggestiestroken in de afdaling zijn heb je een probleem: de wegbeheerder wil in principe dat je van die stroken gebruik maakt en automobilisten verwachten het. Zoals hierboven beschreven is met hoge snelheid op de smalle stroken afdalen gevaarlijk, om over de lijnen maar te zwijgen. De keuze is dus ofwel traag afdalen over de fiets(suggestie) strook of doen zoals wielrenners en motorrijders doen en het midden van de rijstrook aanhouden. Wat het officiële standpunt van wegbeheerders, anwb en fietserbond is, is niet bekend. Wettelijk is (NL) wordt je geacht van fietsstroken gebruik te maken, maar rekening houdend met art. 5 Wegenverkeerswet kun je daarvan afwijken. Van suggestiestroken hoeft (NL) wettelijk geen gebruik te worden gemaakt.

Onderlinge afstand[bewerken]

Als je in een groep fietst, vergeet dan wat je wielrenners op TV ziet doen, houdt onderling afstand en fiets in formatie: niet recht achter elkaar maar om-en-om schuin achter elkaar. Zo heb je een beter overzicht en is er in noodgevallen meer ruimte om te remmen. Als je over een (smal) fietspad afdaalt kun je niet in formatie fietsen en houdt je flink afstand. Als je zo dichtbij fietst dat degene voor je geen noodstop meer mag maken fiets je te dichtbij! Tijdens wielerwedstrijden is de weg vrij, maar in de werkelijkheid zitten er wél gaten, liggen er stukken steen, er lopen honden en kinderen en er komt verkeer uit alle hoeken en gaten.

Noodstop[bewerken]

Rustig remmen en ontwijken is een prettiger optie, maar als het fout dreigt te gaan is de enige optie soms zo hard mogelijk remmen.

  • Allereerst kun je enkel hard remmen zonder een bocht te maken. Dus als je een bocht aan het maken bent dan is het goed om in de buitenbocht reservewegdek te hebben zodat je de fiets rechtuit kunt zetten en de noodstop kunt maken.
  • Als het wegdek droog en schoon is, kun je met een goede voorrem een forse remkracht ontwikkelen. Vaak is die remkracht groot genoeg om je over de kop te laten slaan, als is het met flink wat bagage achterop zeldzaam. De enige manier om te leren dit te vermijden is oefenen en de reflex ontwikkelen die je ook als het nodig is het juiste laten doen. Daarbij leer je je gewicht wat naar achteren te verplaatsen, je goed af te zetten tegen het stuur omdat ook een groot deel van je eigen gewicht daarop terecht komt en tegenlijk je voorrem zo te doseren dat je goed remt maar niet over de kop gaat. Dit oefenen doe je thuis, niet op vakantie!
  • De maximale remkracht heb je op het moment dat je nét niet over de kop gaat, dat wil zeggen als alle gewicht op het voorwiel rust en het achterwiel dreigt te worden opgetild. Dat houdt in dat de achterrem bij zulke remacties niet erg effectief is. Als je veel bagage achetrop hebt kun je de achterrem wel lichtjes gebruiken. Zonder bagage achterop moet je dan in de gaten houden dat het achterwiel snel blokkeert.
  • Op vlak droog onverhard geldt de regel dat je alleen rechtuit kunt remmen nog sterker: kun je op asfalt in een bocht nog aardig wat remmen, op onverhard wegdekken is dat geen goed idee. Rechtuit daarentegen is er op onverhard onvermoed goed te remmen, je moet het alleen wel oefenen. Bij dit oefenen rem je met beide remmen en doseer je tijdens het remmen beide remmen zo dat de wielen af en toe even blokkeren, het voorwiel liever niet. Het spreekt voor zich dat je zulke oefeningen alleen doet als je al een aardig 'fietsgevoel' hebt en een fiets hebt die tegen een stootje kan. Op wegen met vastzittende rotsachtige stenen oefent deze manier van remmen extreme krachten uit op je fiets. Ook dit oefenen doe je thuis, niet op vakantie!
  • Op oneffen wegdek zoals asfalt met overal gaten, onverhard met losse of vaste stenen of wegen met wasbord of harde ribbels pas je je snelheid aan. Soms kun je maar met 7 km/u omlaag en moet je overal tussendoor sturen. Ook kan het zijn dat je met de schoenen los i.p.v. eventueel ingeklikt, méér controle hebt dan met de schoenen vast aan de pedalen.
  • Op glad wegdek vermijdt je het blokkeren van het voorwiel sterk. Met de achterrem kun je op de blokkeergrens spelen.
  • Laate redmiddel: Kun je een obstakel niet meer vermijden en ook niet meer remmen kom dan iets uit het zadel, leun naar achteren, probeer de fiets over het obsstakel heet te 'tillen' en zet je schrap. Dit oefen je niet....

De weg, het verkeer en het weer[bewerken]

  • Kijk ver vooruit, vijftig meter is geen gek idee. Zo kun je anticiperen op gaten in de weg, ribbels, verkeersdrempels, koeien, paarden, kippen en schapen, wildroosters die niet vlak liggen en andere ongeregeldheden. Voor profwielrenners wordt de weg nagekeken en vrijgehouden, jij zult dat tijdens het fietsen moeten doen.
  • Gaten en spleten heb je overal, zeker als je het niet verwacht. Kijk altijd naar het wegdek.
  • Pas op voor auto’s vóór je die rechtsaf slaan, je kunt precies in hun dode hoek fietsen, auto’s van links die je geen voorrang verlenen, spelende kinderen (vooral als ze spelen met een bal, daar kun je lelijk over vallen), auto’s die achteruit een oprit of parkeerplaats verlaten.
  • Mijdt wegbelijning, deze kan glad zijn. Vermijd belijning zeker in bochten en al helemaal als het wegdek nat is. Dit geldt ook voor de strepen van fiets(suggestie)stroken.
  • Als het regent nadat het langere tijd droog is geweest houdt er dan rekening mee dat het wegdek extra glad is. Natte straatstenen, kasseien en hardstenen dorpels zijn in de stad als erg genoeg, in een afdaling ook. In sommige vochtige streken is het wegdek wel groen uitgeslagen of met een laagje mos bedekt: opgepast.
  • Bij hitte heb je in veel streken smeltend asfalt. Dat is niet alleen zacht maar kan ook glad zijn.
  • Houdt er rekening mee dat op kruispunten en bij zijwegen zand en steentjes op de weg liggen. Dit komt doordat motorvoertuigen hier zand en steentjes uit hun bandprofiel wrikken, omdat het door de beweging van hun voertuig afvalt en doordat voertuigen hier vaak de onverharde berm raken en de rommel het wegdek op werken.
  • Vergeet niet dat er op smalle wegen tegenliggers kunnen zijn, ook al heb je er al een kwartier geen gezien en ook al bevindt je je op een weg waar geen auto's mogen komen. Blijf altijd op je eigen weghelft tenzij er een dwingende reden is om de andere weghelft te gebruiken én je hebt een goed overzicht. Let op: in sommige landen is men erg streng op het gebruik van het juridisch juridisch correcte weggedeelte.
  • Fiets nooit zo dicht langs geparkeerde auto's dat openslaande portieren in je pad kunnen komen.
  • Houdt er bij regen rekening mee dat de remmen met natte velgen minder goed werken, zeker op het eerste moment dat je begint te remmem. Dat effect heeft overigens ook een voordeel omdat de weg bij regen toch al gladder is.

Nog één: die reclame waarbij een fietser in een afdaling een koekje opent terwijl hij met losse handen fietst eindigt niet goed. Dat is best realistisch...

Noot: zowel de schrijver(s), Vereniging de Wereldfietser als Vereniging De Vakantiefietser aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid die voortvloeit uit fouten, onzorgvuldigheden of ontbrekende zaken in deze tekst.